Bewijslast voorwoord

In dit onderdeel vind je alle bewijslast. Deze is onderverdeeld in twee categorieën:

De zeven onderwijscompetenties of ook wel SBL competenties genoemd, zijn geformuleerd door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (kortweg SBL) en opgenomen in de wet Beroepen in het Onderwijs (wet BIO). Door deze competenties duidelijk te omschrijven, is het beter mogelijk ze te meten en verder te ontwikkelen. Hiermee krijgt de school een kwalitatief instrument in handen om haar docenten te werven, selecteren en te helpen ontwikkelen. Voor de docent natuurlijk een instrument om zijn/haar competenties te meten.

Vanaf 2017 zijn de competenties herijkt zodat ze aansluiten bij de internationale standaard. Er is voornamelijk een inhoudelijke verbeterslag gemaakt, waardoor de bekwaamheidseisen (competenties) nu eenduidig, concreet en beter toetsbaar zijn geworden. De zeven competenties zijn ondergebracht in de hoofdthema's: vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch. Hiermee is de herkenbaarheid toegenomen. De bekwaamheidseisen leggen de focus op het leren van de leerling en de kern van het leraarsberoep. (bron hrmlforce)

De 7 SBL-competenties

De competentielijst is alsvolgt onderverdeeld;
  1. Interpersoonlijk Competent
  2. pedagogisch Competent
  3. Didactisch Competent
  4. Organisatorisch Competent
  5. Samenwerken met collega's
  6. Samenwerken met de omgeving
  7. Reflectie en ontwikkeling

Ik heb de bewijslast op C-niveau uitgewerkt
De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet er voor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt een prettig leefen werkklimaat heerst. Een docent die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n docent schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n docent bevordert de zelfstandigheid van de deelnemers en zoekt in zijn interactie met deelnemers een goede balans tussen

⇒ leiden en begeleiden;
⇒ sturen en volgen;
⇒ confronteren en verzoenen;
⇒ corrigeren en stimuleren.

De startbekwame docent stimuleert, ook in ietwat lastige groepen, deelnemers tot gewenst gedrag en spreekt hen zowel individueel als groepsgewijs aan op hun gedrag zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat. Hij beheerst diverse professionele gespreksvaardigheden en past deze zelfstandig toe. De startbekwame docent beroepsonderwijs appelleert bij deelnemers aan omgangsvormen uit de beroepspraktijk(bedrijf/branche).


Herijkte bekwaamheidseisen

De nieuwe bekwaamheidseisen of herijkte bekwaamheidseisen die vanaf 1 augustus 2017 gelden, beschrijft dat het beroep van leraren een enorme variatie aan verschijningsvormen kent. De grote verschillen in de onderwijssectoren leiden tot grote variatie wat er gevraagd wordt van leraren en hoe zij werken. De grote verscheidenheid in de beroepspraktijk tussen po, vo, mbo, hbo en inclusief onderwijs heeft gevolgen voor de inhoud van het beroep en het belang van de verschillende aspecten van bekwaamheid. De basis van deze gemeenschappelijke kern van beroepskennis en beroepskunde zijn beschreven in de herijkte bekwaamheidseisen per sector: Primair Onderwijs (po), Voortgezet- en beroepsonderwijs (vo en mbo) en die van hoger onderwijs (hbo). Elke sector kent 4 domeinen:

⇒ Bekwaamheid en kwalificatie
⇒ Vakinhoudelijke bekwaamheid
⇒ Vakdidactische bekwaamheid
⇒ Pedagogische bekwaamheid

Tijdens de duur van de opleiding "Leraar technisch beroepsonderwijs Informatica" heb ik door het afronden van alle modules, mij bewezen in de bekwaamheid en kwalificatie. Deze zijn via het menu bij de diverse tegels terug te vinden. Tijdens mijn afstudeerfase heb ik mij bewezen in de kwalificaties volgens de herijkte bekwaamheidseisen.

Kies in het menu aan de linkerkant de bewijslast naar keuze.

De 7 SBL competenties

Competentieniveau C: De startbekwame docent stimuleert, ook in ietwat lastige groepen, deelnemers tot gewenst gedrag en spreekt hen zowel individueel als groepsgewijs aan op hun gedrag zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat. Hij beheerst diverse professionele gespreksvaardigheden en past deze zelfstandig toe. De startbekwame docent beroepsonderwijs appelleert bij deelnemers aan omgangsvormen uit de beroepspraktijk (bedrijf/branche).

De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet er voor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt een prettig leefen werkklimaat heerst. Een docent die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n docent schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n docent bevordert de zelfstandigheid van de deelnemers en zoekt in zijn interactie met deelnemers een goede balans tussen

⇒ leiden en begeleiden;
⇒ sturen en volgen;
⇒ confronteren en verzoenen;
⇒ corrigeren en stimuleren.

De startbekwame docent stimuleert, ook in ietwat lastige groepen, deelnemers tot gewenst gedrag en spreekt hen zowel individueel als groepsgewijs aan op hun gedrag zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat. Hij beheerst diverse professionele gespreksvaardigheden en past deze zelfstandig toe. De startbekwame docent beroepsonderwijs appelleert bij deelnemers aan omgangsvormen uit de beroepspraktijk.

  • C1.1 - Communiceert effectief door het hanteren van verbale- en non-verbale technieken.
  • C1.2 - beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen.
  • C1.3 - Bevordert communicatie door te luisteren, samen te vatten en door te vragen op zowel inhoud als betrekkingsniveau.
  • C1.4 - Toont persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme bij individuele deelnemers en groepen.
  • C1.5 - Gaat professionele, persoonlijke relaties aan met deelnemers.
  • C1.6 - Herkent en benoemt gedragspatronen van individuele deelnemers en de groep en maakt deze inzichtelijk voor de deelnemers.
  • C1.7 - Corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag.
  • C1.8 - Motiveert zijn handelen in begrijpelijke taal aan deelnemers.
  • C1.9 - Houdt rekening met wat gebruikelijk is in de beroepspraktijk waar deelnemers zich op voorbereiden.
  • C1.10 - Gebruikt voorbeelden uit de beroepspraktijk.


De docent beroepsonderwijs in bve / vo /bedrijfsleven moet de deelnemers helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden die onder andere een goed beeld heeft van zijn ambities en mogelijkheden. Een docent voortgezet onderwijs en bve die pedagogisch competent is, biedt de deelnemers in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Zo'n docent zorgt er voor dat de deelnemers

⇒ weten dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden;
⇒ op een respectvolle manier met elkaar omgaan en uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen;
⇒ initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken;
⇒ hun affiniteiten en ambities leren ont dek ken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan.

De startbekwame docent heeft een duidelijk beeld van de sociale verhoudingen en het sociale klimaat binnen een groep (lastige) deelnemers, analyseert deze en handelt zelfstandig op basis van de bevindingen. Verder heeft hij een goed beeld van individuele deelnemers, signaleert eventuele ontwikkelings- en/of gedragsproblemen en diagnosticeert deze met hulp. Hij begeleidt deze deelnemers en evalueert de gekozen aanpak (met coaching). De startbekwame docent beroepsonderwijs ondersteunt deelnemers in hun loopbaanontwikkeling en in de ontwikkeling van een beroepsidentiteit.
Hij verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak.

  • C2.1 - Biedt een veilig klimaat waarin deelnemers en docenten elkaar respectvol behandelen.
  • C2.2 - Zorgt voor een leersituatie waarin deelnemers een eigen inbreng kunnen tonen.
  • C2.3 - Gebruikt op systematische wijze de input van deelnemers in het onderwijsleerproces.
  • C2.4 - Stimuleert het bespreken van normen en waarden tussen deelnemers.
  • C2.5 - Daagt deelnemers uit om mee te denken over hun eigen ontwikkeling- en leerprocessen.
  • C2.6 - Houdt rekening met verschillen tussen deelnemers in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht.
  • C2.7 - Onderneemt waar nodig actie om het sociale klimaat in de groep te verbeteren.
  • C2.8 - Signaleert en benoemt ontwikkelings- en gedragsproblemen bij deelnemers en verwijst zonodig door.
  • C2.9 - Voert in samenspraak een vastgestelde aanpak bij ontwikkelings- en gedragsproblemen uit.
  • C2.10 - Verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak.
  • C2.11- Helpt deelnemers om ten opzichte van elkaar en/of collega's in bedrijf of instelling collegiale omgangsvormen te ontwikkelen.
  • C2.12 - Helpt deelnemers bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit.
  • C2.13 - Begeleidt en stimuleert zijn eigen keuzes (studie en loopbaan).


De docent beroepsonderwijs in bve / vo /bedrijfsleven moet de deelnemers helpen zich de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijkse leven en in het werk gebruikt worden. Ook helpt hij de deelnemers zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. Een docent die vak- of beroepsinhoudelijk en didactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de deelnemers relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij.
Zo'n docent:

⇒ stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de deelnemers en houdt rekening met individuele verschillen;
⇒ bepaalt met de deelnemer diens (individuele) leertraject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren in en buiten school en leren in de context van de beroepsuitoefening;
⇒ motiveert de deelnemers voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden;
⇒ leert de deelnemers leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.

De startbekwame docent staat boven de leerstof. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie. Daarbij ontwerpt hij zelfstandig onderwijsleeractiviteiten die recht doen aan verschillen tussen deelnemers, met aandacht voor differentiatie en gevarieerde werkvormen. Hij gaat bij de uitvoering flexibel om met het proces, evalueert dit en betrekt bij dit alles ook de deelnemers. De startbekwame docent beroepsonderwijs geeft vanuit het beroepsperspectief van deelnemers en in samenwerking met het bedrijfsleven vorm en inhoud aan de opleiding van beroepsbeoefenaren.

Ontwerpen

  • C3.1 - Zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten.
  • C3.2 - Ontwerpt verschillende onderwijsleertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen deelnemers.
  • C3.3 - Ontwerpt zowel individuele en groepsactiviteiten.
  • C3.4 - Ontwikkelt beoordelingsinstrumenten.
  • C3.5 - Gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken.
  • C3.6 - Past bestaande leermiddelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng.

Aanbieden

  • C3.7 - Geeft een heldere opbouw in de leerstof aan.
  • C3.8 - Maakt actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van deelnemers.
  • C3.9 - Hanteert verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen deelnemers.
  • C3.10 - Schakelt waar nodig tussen theorie en praktijk en combineert daarbij oog voor detail met overzicht.
  • C3.11 - Verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit.

Begeleiden

  • C3.12 - Stimuleert de deelnemer om zelf zijn leerproces vorm te geven.
  • C3.13 - Ondersteunt de deelnemers in hun leerproces door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en er op door te vragen.
  • C3.14 - Reflecteert systematisch het leerproces met de deelnemers op resultaten en bijbehorend proces.
  • C3.15 - Analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt adequaat daarop in met gerichte opdrachten en/of vragen.

Vakdomein

  • C3.16 - Legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante vakken.
  • C3.17 - Staat boven de stof.
  • C3.18 - Gebruikt huidige toepassingen van zijn vakgebied.
  • C3.19 - Verantwoordt de functies van het vak voor de ontwikkeling van de deelnemers.

Evalueren

  • C3.20 - Evalueert het leerproces en de leerresultaten met deelnemers.
  • C3.21 - Verwoordt zijn vakdidactische opvattingen en de gekozen aanpak.


De docent beroepsonderwijs in bve / vo /bedrijfsleven draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de deelnemers in de school en op de leerwerkplek. Zo'n docent die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat de deelnemers een ordelijke en taakgerichte omgeving aantreffen. Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, leerbedrijven, buitenschoolse projecten) zorgt de docent (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen. Zo'n docent zorgt er dus voor dat de deelnemers:
Weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief en weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moet (of kunnen) doen. De startbekwame docent hanteert zelfstandig een efficiënte vorm van time- en taak-management m.b.t. activiteiten binnen en buiten de les, voor zichzelf en voor de deelnemers. Hij richt de werkruimtes op een veilige en doelmatige manier in en stemt de activiteiten van uiteenlopende leeromgevingen op elkaar af. Hij treedt regulerend en ordenend op in onverwachte situaties. Hij administreert relevante informatie (niet alleen deelnemeradministratie). De startbekwame docent beroepsonderwijs organiseert intern de samenwerking met onderwijsassistenten en instructeurs, extern met begeleiders in het bedrijfsleven en legt relevante gegevens vast.

  • C4.1 - Geeft duidelijk aan wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is.
  • C4.2 - Is consequent in het hanteren van regels en afspraken.
  • C4.3 - Maakt afspraken over de taken van de deelnemers en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten.
  • C4.4 - Stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt, zowel voor zichzelf als voor de deelnemers.
  • C4.5 - Weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving en beschikt bij knelpunten over alternatieven.
  • C4.6 - Bewaakt de planning samen met de deelnemers.
  • C4.7 - Verantwoordt zijn opvattingen, aanpak van klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs.
  • C4.8 - Organiseert gesprekken met (praktijk)begeleiders in het bedrijf over voortgang, begeleiding en beoordeling en administreert deze in een volgsysteem.
  • C4.9 - Zorgt voor duidelijke taakverdeling en afstemming in samenwerking met onderwijsassistenten, instructeurs en begeleiders in leerbedrijven.


De docent beroepsonderwijs in bve / vo /bedrijfsleven moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega's in de school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Een docent die competent is in het samenwerken met collega's. levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. verschillende plaatsen. Dat wil zeggen dat zo'n docent:

⇒ Goed met collega's communiceert en samenwerkt;
⇒ Een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren;
⇒ Een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school.

  • C5.1 - Stelt het teambelang boven eigenbelang.
  • C5.2 - Vraagt hulp van en biedt hulp aan collega's
  • C5.3 - Stelt eigen grenzenvast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan.
  • C5.4 - Neemt verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen).
  • C5.5 - Werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen, zoals deelnemervolgsystemen en kwaliteitszorg.
  • C5.6 - Levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school.
  • C5.7 - Verantwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega's binnen de schoolorganisatie.


De docent beroepsonderwijs in bve / vo /bedrijfsleven moet contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de deelnemers en met collega's van (leer)bedrijven en instellingen waar zijn school voor het onderwijs en de deelnemerzorg mee samenwerkt. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar afgestemd zijn. Bovendien moet hij eraan meewerken dat de samenwerking van zijn school met die bedrijven en instellingen goed verloopt.
Zo'n docent zorgt ervoor dat:

⇒ Er een goede communicatie en afstemming is met ouders of verzorgers van de deelnemers;
⇒ Er ‐ in overleg met de deelnemer ‐ een goede communicatie en afstemming is tussen school, deelnemer en bedrijven of instellingen waar de deelnemer (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft;
⇒ Er doeltreffend gebruik gemaakt wordt van het professionele netwerk van de school als het gaat om de opleiding van de deelnemer of zorg voor de deelnemer;
⇒ Hij de contacten namens de school op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijze onderhoudt met de omgeving van de school.

  • C6.1 - Hanteert relevante gespreksvaardigheden en -technieken (bijvoorbeeld slecht-nieuwsgesprek, adviesgesprek).
  • C6.2 - Raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie en stelt anderen in de gelegenheid hier gebruik van te maken.
  • C6.3 - Geeft aan ouders en andere belanghebbenden ‐ in het belang van de deelnemer ‐ informatie en doet dit met respect.
  • C6.4 - Verwoordt zijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zonodig zijn werk aan.
  • C6.5 - Bespreekt op open en constructieve wijze de ontwikkeling van deelnemers met de praktijkbegeleider.
  • C6.6 - Bouwt relaties op met bedrijven/instellingen en onderhoudt deze met het oog op samenwerking in de opleiding van deelnemers.
  • C6.7 - Stelt zich ondernemend en marktgericht op en volgt de ontwikkelingen in het bedrijfsleven en vertaalt deze naar het beroepsonderwijs.


De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Een docent die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n docent streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo'n docent;

⇒ Weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat;
⇒ Heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten;
⇒ Werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling;
⇒ stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.

De startbekwame docent onderzoekt zelfstandig en systematisch zijn werk en betrekt daarbij de feedback van collega's en begeleiders. Hij benoemt sterke en zwakke punten en leervragen, beschrijft kenmerkende situaties waarin hij daaraan heeft gewerkt. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie. De startbekwame docent denkt mee over schoolrelevante thema’s. Hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen binnen het onderwijs. De startbekwame docent beroepsonderwijs is goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de branche / het bedrijfsleven. De docent in opleiding verwoordt zijn beroepsopvattingen en vanuit welke normen en waarden hij daar vorm aan geeft.

  • C7.1 - Beschrijft gericht op feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen.
  • C7.2 - Reflecteert systematisch op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen.
  • C7.3 - Weet aan te geven op welke punten de eigen competentie (ontwikkeling) verbeterd kan worden.
  • C7.4 - Werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling.
  • C7.5 - temt het eigen handelen af op het beleid van de school.
  • C7.6 - Is flexibel en stressbestendig: past zich aan veranderende omstandigheden aan en beschikt over alternatieven.
  • C7.7 - Volgt ontwikkelingen rond zijn vak en docentschap op de voet.
  • C7.8 - Staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit.
  • C7.9 - Brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat.
  • C7.10 - Volgt nieuwe ontwikkelingen in de branche op de voet.
  • C7.11 - Heeft een visie op nieuwe ontwikkelingen in de branche.


Herijkte bekwaamheidseisen

De nieuwe bekwaamheidseisen of herijkte bekwaamheidseisen die vanaf 1 augustus 2017 gelden, beschrijft dat het beroep van leraren een enorme variatie aan verschijningsvormen kent. De grote verschillen in de onderwijssectoren leiden tot grote variatie wat er gevraagd wordt van leraren en hoe zij werken. De grote verscheidenheid in de beroepspraktijk tussen po, vo, mbo, hbo en inclusief onderwijs heeft gevolgen voor de inhoud van het beroep en het belang van de verschillende aspecten van bekwaamheid. De basis van deze gemeenschappelijke kern van beroepskennis en beroepskunde zijn beschreven in de herijkte bekwaamheidseisen per sector: Primair Onderwijs (po), Voortgezet- en beroepsonderwijs (vo en mbo) en die van hoger onderwijs (hbo). Elke sector kent 4 domeinen:

⇒ Bekwaamheid en kwalificatie
⇒ Vakinhoudelijke bekwaamheid
⇒ Vakdidactische bekwaamheid
⇒ Pedagogische bekwaamheid

Tijdens de duur van de opleiding "Leraar technisch beroepsonderwijs Informatica" heb ik door het afronden van alle modules, mij bewezen in de bekwaamheid van kwalificatie. Deze zijn via het menu in de modules te vinden. Tijdens mijn afstudeerfase heb ik mij bewezen in de overige drie kwalificaties. Deze zijn hieronder gespecificeerd.


bs5

Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij "staat boven" de leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen c.q. studenten die kunnen leren. De leraar kan vanuit zijn vakinhoudelijke expertise verbanden leggen met het dagelijks leven, met werk en met wetenschap en bijdragen aan de algemene vorming van zijn leerlingen c.q. studenten. Hij houdt zijn vakkennis en -kunde actueel. Om vakinhoudelijk bekwaam te zijn moet de leraar ten minste het volgende (samengevat) in algemene termen weten en kunnen:

  •  De leraar beheerst de leerstof qua kennis en vaardigheden waarvoor hij verantwoordelijk is en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak.
  •  De leraar kent de relatie van de leerstof voor zijn vak met de kerndoelen, eindtermen en eindexamenprogramma's.
  •  De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum van de opleiding en de doorlopende leerlijnen.
  •  De leraar heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de leerstof voor dat deel van het curriculum waarin hij werkt.
  •  De leraar weet dat zijn leerlingen c.q. studenten de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren. Hij kan zijn onderwijs afstemmen op die verschillen tussen leerlingen.

Hieronder zijn video's toegevoegd die de vakinhoudelijke bekwaamheid bewijzen.

Videobewijs 1


Videobewijs 2


Videobewijs 3


Videobewijs 4


Vakdidactisch bekwaam wil zeggen dat de leraar de vakinhoud leerbaar maakt voor zijn leerlingen c.q. studenten, in afstemming met zijn collega's en passend bij het onderwijskundige beleid van zijn school. Hij weet die vakinhoud te vertalen in leerplannen of leertrajecten. Hij doet dit op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze, waarin de volgende handelingselementen (samengevat) herkenbaar zijn:

  •  Hij brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen c.q. studenten, de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen.
  •  Bij de uitvoering van zijn onderwijs volgt hij de ontwikkeling van zijn leerlingen c.q. studenten; hij toetst en analyseert regelmatig en adequaat of de leerdoelen gerealiseerd worden en hoe dat gebeurt; op basis van zijn analyse stelt hij zo nodig zijn onderwijs didactisch bij..
  •  Zijn onderwijs gaat met de tijd mee.
  •  De leraar kan onderwijs voorbereiden, organiseren, evalueren en ontwikkelen.

Hieronder zijn video's toegevoegd die de vakinhoudelijke bekwaamheid bewijzen.

Videobewijs 1


Videobewijs 2


Videobewijs 3


Videobewijs 4


Pedagogische bekwaamheid wil zeggen dat de leraar op een professionele, ontwikkelingsgerichte werkwijze en in samenwerking met zijn collega´s een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat voor zijn leerlingen kan realiseren. Hij volgt de ontwikkeling van zijn leerlingen in hun leren en gedrag en stemt daarop zijn handelen af. Hij draagt bij aan de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen. Hij kan zijn pedagogisch handelen afstemmen met zijn collega´s en met anderen die voor de ontwikkeling van de leerling verantwoordelijk zijn. Deze uitspraak heeft een brede betekenis en impliceert ook de bijdrage van de leraar aan burgerschapsvorming en de ontwikkeling van de leerling tot een zelfstandige en verantwoordelijke volwassene. In de context van het beroepsgerichte onderwijs gaat het hier ook om de begeleiding van de leerling bij zijn oriëntatie op beroepen en het ontwikkelen van beroepsidentiteit. Ook in pedagogische zin blijft zijn onderwijs van deze tijd.
Hieronder zijn twee casussen beschreven die de Pedagogische bekwaamheid bewijzen


Casus 1: Verstoring van de les.

Tijds één van mijn lessen was de groep onrustig door één student. De student R. heeft het syndroom van Gilles de la Tourette. Bij R. uit zich dat in audio-tics. Hoe onzekerder hij zich voelt hoe duidelijker de tics zijn. Nu is dat voor hemzelf al hinderlijk genoeg. Ook de groep had hier last van. Op een gegeven moment werd er zelfs een beetje lacherig om gedaan toen de tics duidelijker werden. Ik heb hierop de les stilgelegd. Na goedkeuring van R. de klas uitgelegd wat het syndroom van Gilles de la Tourette is en vooral waarin het zich kan uiten. Dat de persoon in kwestie hier geen controle over heeft en ook zelf behoorlijk hinder van ondervind. Hierop werd door de groep vragen gesteld. Het gevoel dat ik bemerkte was eentje van acceptatie. Nu wisten ze waarom R. van die gekke geluiden maakte. Na ongeveer tien minuten heb ik de les hervat en waren er geen onderbrekingen meer. Ook werd er niet meer lacherig gedaan over de tics van R. Het fijne wat bereikt is, is dat R. ook bij andere lessen en in de zelfstudieruimte volledig geaccepteerd is en er niet meer raar gekeken of lacherig wordt gedaan.

Nadien gaven zowel R. als de overige studenten aan dat ze het prettig vonden hoe ik met de situatie ben omgegaan en er tijd voor heb gemaakt om het onderwerp te bespreken. Ik vind het belangrijk dat elke student tijdens mijn lessen zich prettig en veilig voelt. Een prettig en veilig leef en werkklimaat is iets wat ik altijd nastreef. Niet alleen voor de student met een hulpvraag maar ook voor de studenten die geen hulpvraag hebben.

Hieronder als bewijs, toevoeging van R. zelf

bs5

Casus 2: Pedagogisch gericht klimaat scheppen.

Zoals in de vorige casus besproken, staat het scheppen van een veilig leef- en werkklimaat bij mij altijd hoog op de agenda. Ik vind het belangrijk dat studenten een groot gevoel van veiligheid en behaaglijkheid ervaren. Dit komt het leerproces te goede. Niet alleen qua vakkennis, maar ook in persoonlijke groei. In het voorjaar van 2018 heb ik met goed gevolg de Minor "speciale onderwijszorg" gevolgd aan de Hogeschool Windesheim. Eén van de onderdelen was specialisatie. Hiervoor heb ik onderzoek vericht naar het syndroom van Asperger. Ik wilde weten hoe mijn studenten die gediagnosticeerd waren, het onderwijs op een reguliere school ervaren. Hiervoor heb ik een bijeenkomst georganiseerd met als doel samen te discussiëren over hoe veilig zij school ervaren. Hun sociale contacten op school en hoe zij door docenten bediend worden. Dit was een hele mooie ervaring waarbij ik veel van de studenten heb geleerd. Ook hebben zij van mij de juiste handvatten gekregen om de problemen waar zij nog tegenaan lopen aan kunnen. Bij deze bijeenkomst was mijn praktijkbegeleider voor de Minor, Anika Elting aanwezig om te beoordelen of ik pedagogisch en didactisch bekwaam ben. De beoordeling van Anika is hieronder als bewijs toegevoegd.

Hieronder als bewijs, Beoordeling van Anika.

bs5

Voor het hele verslag verwijs ik naar de minor, sectie "Specialisatie".